De vier verhalen van 50-80 pagina’s elk spelen op een niet benoemd arm Grieks eiland. In het eerste wordt de idealistische Tasos, die op het eiland een landbouwcoöperatie wil beginnen, drie keer bedreigd door een knokploeg van de maffia en ‘verdwijnt’ daarna. Het tweede gaat over Chronis Petrakis die in een rolstoel zit en iedere avond hoort hoe zijn oude buurman een jong meisje seksueel misbruikt, maar niet kan ingrijpen. In het derde (titel)verhaal dwingt Lazaros, eigenaar van de lokale taverna, zijn zoon chauffeur te worden bij een grillige rijke man. Petros wil niet omdat hij denkt dat de man geen chauffeur maar een clown wil. Hij krijgt gelijk, vlucht en ‘verdwijnt’ net als Tasos. In het slotverhaal zien Artemis en Stavros hun droom in vlammen opgaan als tegenstanders hun taverna in brand steken. De verhalen in deze vierde, goed in het Engels vertaalde, sterke bundel van de bekroonde Griekse auteur (1970) geven een heel mooi, indringend beeld van arme Griekse mensen overgeleverd aan de hogere machten van economie, politiek en de maffia en hebben veel oog voor de schoonheid van het Egeïsche landschap.