In een Amsterdamse hotelkamer denkt een zieke, opgejaagde jongeman terug aan de terroristische bomaanslag in een New Yorks museum waarvan hij als 14-jarige samen met zijn moeder het slachtoffer werd. Een apocalyptisch beschreven scène waarin de jongen uiteindelijk zonder zijn moeder, die het niet overleeft, maar met het schilderij 'Het puttertje' van Carel Fabritius onder zijn arm het museum uit strompelt. Na een kort verblijf bij een rijke New Yorkse familie belandt hij bij zijn vader in Las Vegas waar hij bevriend raakt met een Russische klasgenoot en een start maakt met drugs en dubieuze praktijken. Na zijn vaders dood ontfermt een New Yorkse antiekrestaurateur zich over hem. Ondertussen heeft hij nog steeds 'Het puttertje' in zijn bezit. Een verhaal als een 19e eeuwse roman, lijvig en met veel verwikkelingen, de rode draad is liefde voor kunst en de betekenis daarvan in het leven. Boeiend, goed geschreven en mooi gecomponeerd. De kritieken in binnen- en buitenland zijn zeer divers, maar als het verhaal je in zijn greep weet te krijgen, lees je het in één ruk uit. Kleine druk, ruime interlinie en smalle marges.