Engeland, Northumberland, eind 20e eeuw. De 17-jarige Sylvia en haar ouders doen samen met een archeoloog en wat studenten mee aan een experimenteel archeologieproject: een week leven zoals de moerasmensen in de ijzertijd. Sylvia’s vader, buschauffeur, is een enthousiaste amateurarcheoloog, daarnaast echter ook een bekrompen huistiran die zijn vrouw en dochter stelselmatig mishandelt. Sylvia weet niet beter, maar raakt in deze week bevriend met de zelfbewuste studente Molly en ontdekt dat er andere manieren van leven zijn, niet alleen in de ijzertijd maar ook in de moderne wereld. Ondertussen bouwen Sylvia´s vader en de archeoloog een ghost wall (muur met dierenschedels erop ter afschrikking van de vijand) en treffen zelfs voorbereidingen voor de nabootsing van een mensenoffer. Goed geschreven, soms beklemmend, soms ook heel geestig verhaal met overtuigende karaktertekening. Het leven in de ijzer- en in de moderne tijd zijn mooi vervlochten en de onderhuidse spanning wordt goed opgebouwd terwijl het verhaal zich langzaam maar zeker naar een verrassende climax toe beweegt.
Kreeg, net zoals haar eerdere romans, zeer goede recensies in de Engelstalige pers.