Arie van Engelenburg beziet het leven als een lachwekkend schouwspel, met de mens in de rol van schlemiel. In veelal korte schetsen registreert hij op droogkomische toon hoe de hoofdfiguur zich belachelijk maakt door oplopende ergernis of frustratie. Het kan het moment zijn dat hij met een leeg winkelwagentje bij zijn favoriete kassière moet afrekenen, het 'even schilderen' van een plankje dat op een totale mislukking uitdraait of bij het uitlaten van de hond de zojuist geproduceerde poep oprapen met een zakje waar een gat in zit. Herkenbare situaties, goed voor een glimlach wellicht, maar lees niet te veel van deze verhalen achter elkaar - er zijn er 27 in totaal - daarvoor is het allemaal net iets te melig. Het titelverhaal, veruit het langste ook, is het meest geslaagd. Een kolderiek relaas van een onverbeterlijke luiwammes die zich door het leven wentelt in een rollercoaster van plotseling opkomende rare ideeën en associaties. Voor wie van letterkundige slapstick houdt amusant vermaak, voor wie liever serieuze literatuur tot zich neemt niet veel meer dan absurdistische oppervlakkigheid.