De ik-verteller, wiens naam niet bekend wordt, richt zich in een innerlijke monoloog tot een meisje, Angelika, op wie hij al sinds zijn prille jeugd verliefd is, maar met wie hij nooit een relatie heeft gehad, omdat hun leefwerelden te veel van elkaar verschillen. Toch denkt hij steeds aan haar als hij gaat studeren in Cambridge en Heidelberg: ze wordt voor hem het symbool van de hoofse liefde zoals Beatrice voor Dante en Laura voor Petrarca. Gedurende zijn ontwikkeling als student vormen muziek, filosofie en literatuur het hoogste goed voor hem: hij zoekt over de hele wereld naar schoonheid, waarheid en zelfkennis. Het barokke taalgebruik is erg pathetisch, soms kitscherig, vol lyrische en zeer gedetailleerde landschapsbeschrijvingen, waardoor de inhoud dikwijls ondergeschikt lijkt te zijn aan overbeladen mooischrijverij. Karakters worden niet duidelijk uitgewerkt en er is ook geen echte verhaallijn aanwezig, hoewel er meerdere thema's in verwerkt zijn. Het einde is abrupt. Debuutroman van auteur (1977) werd genomineerd voor de Deutscher Buchpreis 2019.