'Ik was zenuwachtig maar ook bang toen ik later met de olielamp naar de muur ging. Het was onvoorstelbaar wat de explosie had aangericht. Door een groot gat keek ik recht in de gang van Setara's huis. De bom had precies het stuk van de muur geraakt waar Setara altijd stond. 'Onze wens is vervuld'. Alsof ze op me had gewacht stapte ze naar buiten. Een harde wind steeg op en blies de olielamp uit. 'We gaan weg.'
Setara keek me aan, zonder met haar ogen te knipperen, zonder iets te zeggen. Ze zocht steun bij de muur en zakte naar de grond. Toen ik tegenover haar ging zitten was het alsof mijn woorden nog tot haar door moesten dringen. 'We gaan niet weg uit Kaboel', zei ik in een poging haar te troosten. Ze schudde haar hoofd. Ik ging dichter bij haar zitten en legde mijn hand op die van haar.'
Uit GEEN VAN ONS KEEK OM.