Leo en David zijn achttien en kamperen enkele weken op een kleine camping in de Franse Alpen. Leo houdt van de bergen, hij wil op de top staan en over de wereld kijken. David houdt het na de eerste bergtocht al voor gezien, hij bewondert liever de plaatselijke schoonheden bij het meertje. Leo besluit alleen de bergen in te trekken, maar verdwaalt en valt in een ondergrondse spelonk. Opgeslokt door de aarde, een gebroken voet en geen gsm-bereik...
Nanou woont met haar moeder hoog op de bergflank, kilometers verwijderd van elke fatsoenlijke weg. Nu het zomer is, mag ze nog minder naar buiten dan anders. Mensen zijn gevaarlijk. Beneden stikt het ervan. Haar vader en zusje kwamen nooit terug uit het dal. Dat zal Nanou niet gebeuren, ze is als een bergmarmot schichtig, steeds op haar hoede, altijd een schuilplaats klaar om in weg te duiken. Tot ze op een dag merkt dat één van haar schuilplaatsen is ingenomen door een jongen. Wat nu?