Deze uitstekend ontvangen magisch-realistische, semi-autobiografische ontwikkelingsroman, een debuut dat al in zes talen is vertaald, is een intense verkenning naar de beperkingen van identiteit en geslacht. De van oorsprong Nigeriaanse, maar nu ook in de VS levende auteur, videokunstenares en transgender (1987), beschouwt zichzelf bovendien als een 'ogbanje', een van de vele kwelgeesten binnen de godenwereld van de Igbo's uit Nigeria, die onder meer in een kind varen om het vroeg te laten sterven om zo de moeder te pijnigen. Hoofdpersoon Ada wordt van kinds af aan bezet, maar sterft niet. Als ze in de VS gaat studeren, schuiven twee geesten prominent naar voren met als motto 'the way up is the way down', om haar te laten terugkeren. Bijna waanzinnig, legt ze een louterende lijdensweg af ( zelfmutilatie, depressie, alcoholmisbruik en getroebleerde relaties). Het velerlei grenzen slechtende relaas (zoals dat tussen geest en lichaam) en de haat-liefde strijd met de geesten (o.m. Jezus!) wordt sterk van binnenuit in verschillende perspectieven en met overtuigende stem verteld.