Door critici geprezen uitgave met de complete verhalen van de invloedrijke Zwitserse schrijfster en schilderes (1936-1996). Net als herontdekte en nu als belangrijk geziene vrouwelijke auteurs als Ingeborg Bachmann, Clarice Lispector, Sylvia Plath of Ilse Aichinger wist ze een (voor haar vooral getroebleerd) leven en maatschappelijk-patriarchaal gedwarsboom literair vruchtbaar te maken. In de 251 proza-miniaturen figureren buitenstaanders of verworpenen (verlatenen, radelozen, zelfmoordenaars, dromers of hongerkunstenaars), vooral vrouwen en kinderen. Net als bij Kafka hypnotiseert de combi tussen een sobere, helder-gedetailleerde poëtiek (die meervoudig 'binnen' en 'buiten' verbindt), verrassende metaforiek en onverwacht-laconieke verhaalwendingen. Het surrealistisch en humoristisch effect paart diepzinnigheid aan lichtheid, waardoor alle wanhoop en ellendige omstandigheden genadevol opgetild worden. De personages, weerloos tegenover autoriteiten zoals psychiaters, cultiveren een eigenzinnige en hoopvolle innerlijke berusting. Met uitgebreid nawoord, essay en bibliografie.