Tweede roman, na het bekroonde en ook in het Nederlands vertaalde Sal, van de Welshman Mick Kitson (1962). De oude Roma Annie Perry vertelt in haar dialect het verhaal over hoe ze als negenjarige door haar labiele moeder werd verkocht aan Bill Perry, vuistvechter, alcoholist en eigenaar van een bierhuis. Bill is ondanks zijn tekortkomingen als een vader voor haar, zeker als hij ontdekt dat ze vechttalent heeft. Annie knokt zich in de volgende jaren letterlijk en figuurlijk naar boven: als winnende prijsvechtster en nadat ze dankzij de kerk heeft leren schrijven en lezen ook enigszins maatschappelijk. Ze vindt de man van haar leven en komt weer in contact met haar broer, inmiddels een beruchte struikrover. Na heel veel geharrewar vlucht ze uiteindelijk naar het veilige Amerika. In een notitie aan het einde van het boek laat de schrijver weten dat de verhalen over zijn overgrootmoeder Annie hem zijn verteld door zijn grootmoeder Mollie Kitson. Deze verhalen bleken allemaal verzonnen, maar Mick vond ze prachtig en heeft ze opgeschreven als een wat ode aan de fantasie. Het is een avonturenboek voor volwassenen geworden vol merkwaardige types die het geheel kleur geven.