De dertigjarige S werkt koortsachtig aan een manifest waarin het geheim van de menselijke creativiteit wordt geopenbaard. Daarmee staat vast dat de mens uniek is, niet in een algoritme past en dus niet een-op-en in een computer kan worden overgezet. Hoe dan mens en machine te verzoenen? Inspiratie komt van de avant-garde beweging honderd jaar geleden, een tijd die veel overeenkomsten vertoont met de huidige. Het meest geleerd heeft S van Paul van Ostaijen en de Berlijnse kring van futuristen en dadaïsten. Lichamelijke en andere problemen bemoeilijken zijn werk: zijn rugimplantaat maakt hem ziek, zijn bemoeizuchtige vader laat hem niet met rust en zijn semi-incestueuze relatie met zijn halfzus vreet aan zijn gemoed. Gaat hij de deadline halen? Tumultueuze roman, niet chronologisch verteld vanuit het perspectief van S, de protagonist. Het verhaal wordt op gezette tijden onderbroken met cultuurfilosofische getinte hoofdstukken over Paul van Ostaijen, het Italiaans futurisme en de avant-garde in het Berlijn van de dertigeer jaren van de twintigste eeuw.