Historische thriller van het ook van jeugdboeken bekende schrijversduo volgens een vaker beproefde opbouw. Twee verhaallijnen, één in het verleden, het andere in het heden, wisselen elkaar af, waarbij het historische deel los is gebaseerd op ware gebeurtenissen en personen. In 1628 scheept het zwangere dienstmeisje Marretgie zich in op een VOC schip naar Batavia. Onderweg bevalt ze van haar zoontje Lucas. Nadat het schip is gestrand op een koraalrif moeten de opvarenden op kleine eilandjes zien te overleven. In 2013 erft de 25-jarige studente Marrit een huis aan de Keizersgracht, een kunstverzameling en een enorm geldbedrag van haar oom. Voorwaarde is dat ze het huis niet mag verkopen. Er blijkt echter een vrouw in het pand te wonen, die niet van plan is te vertrekken en hulp krijgt van misdadigers. Marrit wordt slachtoffer van een criminele organisatie met verstrekkende gevolgen. Aan het eind van het soms wat ongeloofwaardige, maar niettemin spannende boek wordt de samenhang tussen de verhaallijnen duidelijk. Met historische verantwoording door de auteurs. Oorspronkelijke uitgave: 2013. Met vernieuwd omslag.