Deze semi-autobiografische roman van de Duitse auteur (1946) is een herinnerings- en reconstructieroman van de hoogste orde. Hierin onderzoekt de fotograaf Philip wat het huwelijk van zijn gescheiden ouders Georg en Herta nu eigenlijk inhield, vanaf hun verliefdheid in de toenmalige DDR, de vlucht naar het Westen en vooral in het licht van de verdwijning van zijn moeder in 1958 en haar terugkeer in 1987. Aanleiding is de vondst van een oud foto-apparaat als hij het ouderlijk huis uitruimt, dat het begin bleek in te luiden van de neergang van hun relatie. Philip komt uiteindelijk tot het paradoxale inzicht dat 'de liefde hun liefde vernietigde'. De roman is ook een evocatie van de talloze indirecte, gevoelige manieren waarop de beiden verbonden bleven, zonder in gepsychologiseer te vervallen. Het blijft spannend door het mysterie van hun liefde open te houden te midden van glasheldere beschrijvingen van het leven van alledag. In deze 'kleine geschiedenis' van een scheiding spiegelt zich dan ook die van Duitsland.