In deze gevoelige autobiografische roman gaat de bekende en bekroonde schrijfster (1925), die circa dertig titels heeft gepubliceerd, in de schoenen staan van een oudere actrice die terugblikt op haar leven, liefdes en artiestenbestaan. Ze valt niet meer samen met het dromerige kind dat een eerste rolletje speelde, met de verliefde jonge vrouw die ze geweest is, met de bevlogen actrice en prille moeder die een zwaar verlies moest verwerken, en toch reizen restanten van al die fasen mee tot in haar rijpe jaren. Het reizen doorheen tijd en ruimte is een van de centrale motieven in het boek, net als de vogels die van een vrijheid genieten die de mensen niet is gegeven. Wie meer romans van haar las, herkent verwijzingen naar vroegere romans, naar de reisboeken en naar de autobiografische gegevens die de auteur in interviews over zichzelf prijs gaf. Haar mijmeringen zijn neergeschreven in een trefzekere, rijke maar toch uitgepuurde stijl, nergens overladen. Een straf boek waaruit jarenlang gerijpt métier spreekt.