Twee hoofdpersonen heeft deze roman die zich afspeelt in de eerste helft van de negentiende eeuw te Haarlem: Gerbrand Werendonk, een kruidenier met een gereformeerd-rechtlijnig rechtvaardigheidsgevoel en zijn neef Floris, wiens vader zelfmoord pleegde en een grote schuld achterliet. Werendonk lost die schuld ten koste van grote offers af, maar wordt in Floris geconfronteerd met het erfelijke kwaad van zijn broer. De confrontatie tussen hen speelt zich af in de schaduw van het onafwendbare noodlot. Zonder twijfel één van de beste, zo niet de allerbeste roman van Arthur van Schendel (1874-1946).