Niks minder dan een bomvolle schatkist met de meest uiteenlopende verzen en poëtische fragmenten opende Lidewijde Paris (1962, Emmen) met haar boek, een ware grabbelton. Uit edelmetaal vervaardigd of niet, alles flonkert dankzij haar geestdrift, onverwachte keuzes en zinderende ordening. Na de inleiding volgen negen hoofdstukken met elk een ander perspectief, een verantwoording, een begrippenlijst en een register. Paris spoort ons aan om, net als zijzelf, associaties, interpretaties, herinneringen los te laten op de aangeboden lyriek, van de Middeleeuwse Hadewijch tot dichters van nu. Ze gaat thematisch in op o.a. de omstandigheden van het ontstaan én de verspringende status van gedichten. Zelfs als verzen, puur poëtisch gesproken, de hedendaagse lezer niet meer kunnen treffen, weet zij ze door haar narratief toch nog te laten boeien, zij het vanuit een historische, ethische of andere hoek. Prikkelende speurtochten op basis van werk van vroegere en moderne dichters om de lezer aan te sporen actief mee te doen. Het niveau is echter relatief hoog. Het boek is op de eerste plaats geschikt voor de ervaren lezer, maar Paris' aanpak vermag ook anderen mee te trekken. Ze bewijst dat het lezen over poëzie niet altijd onder hoeft te doen voor het lezen ván poëzie!