Barn (9), een jongetje van het boomvolk, durft niet zoveel als de meeste andere kinderen van zijn volk. Wel kan hij met insecten praten. Als hij oud genoeg is, wordt hij net als de andere zaailingen (kinderen) op pad gestuurd om een proeve van volwassenheid af te leggen. Zijn proeve is die van moed, en hij gaat midden in de nacht op weg, vergezeld van een kruisspin en een mier. Het wordt een zeer gevaarlijke en spannende reis, waarin hij allerlei vreemde en gevaarlijke wezens ontmoet en hij een drakenei moet stelen. Een met veel warmte geschreven verhaal, mooi en bedachtzaam van taal met sprookjesachtige elementen. Er lijkt geen sterke rode draad te zitten in de avonturen die Barn beleeft. De verhaalwerelden zijn fantasievol, maar te weinig uitgewerkt om te overtuigen en de lezer echt te grijpen. Met enigszins abstracte pentekeningen in zwart-wit, die een sinistere, donkere sfeer ademen. De auteur won in 2013 de Woutertje Pieterse Prijs voor 'Kelderkind'. Een sprookjesachtig verhaal over moed, liefde en je eigen beslissingen nemen. Vanaf ca. 10 jaar.