In de grote tuinen bij de arbeiderswoningen, van
10 tot wel 25 are, werden naast de aardappelen
voor eigen consumptie en verkoop veel zomer en
winterwortels verbouwd, die door de samenstelling
van de grondsoort een bijzonder lekkere
smaak hadden. Vooral de vrouwen ventten die
wortelen uit in de naburige dorpen, maar ook in
Appingedam en Delfzijl. Zo is de naam
“worrelkopp’n” ontstaan en heeft een cultuur
historische lading gekregen.