Semi-autobiografische ontwikkelingsroman van de meervoudig bekroonde Duitse auteur (1966) over de kloof die tijdens de jaren '70 ontstaat tussen de bewoners van het kleine dorp Hülckendonck bij Calcar (een nauwelijks verhulde verwijzing naar het beruchte Kalkar vlakbij de Nederlandse grens) als er vlakbij een moderne kernreactor gepland wordt. We zien alles in retrospectief door de verteller, in die tijd een bijna 16-jarige jongen, die eenzelfde verscheurdheid kent als die van zijn dorp en het hele land als gevolg van de discussie over de gevolgen van kernenergie. Aan de ene kant zijn er de voorstanders, met als belangrijkste vertegenwoordiger de vader van de verteller. Aan de andere kant de tegenstanders, die in een soort commune bij een boer een schuur pachten en bij wie hij een vriendin vindt, de activistische, maar tevens soms depressieve Juliane. De kracht van de roman ligt naast die genuanceerd geschetste (loyaliteits)strijd in de eenvoudige en invoelbaar beschreven kroniek van het katholieke dorps- en boerenleven van toen, dat door modernisering op het punt stond te verdwijnen.