Deze roman van Marcel Möring speelt zich af in een kort tijdsbestek. Het is 27 juni 1980, de Nacht van Assen, de vooravond van de TT. Een zuipende, hoererende, vechtende massa maakt zich gereed voor de motorraces. Een joodse intellectueel, Marcus Kolpa, keert terug naar Assen om zijn jeugdliefde, Chaja, dochter van de andere hoofdpersoon, Jakob Noach, te zoeken. Deze machtige zakenman (vader van Kolpa?), die als enige van zijn familie lijfelijk ontsnapt is aan de Tweede Wereldoorlog, krijgt op die avond een auto-ongeluk. In een tussengebied van leven en dood, vergezeld door een mythische figuur, de Jood van Assen, maakt hij zijn rondgang door de Nacht. In een schitterend spel van literaire allusies (nadrukkelijk Ulysses van Joyce, Beckett, maar ook Dante: Dis is de stad in het Inferno van de Divina Commedia), typografische vondsten (er is zelfs een dialoog in stripvorm), met variaties in stijlregisters, worden levens beschreven die hun bestemming niet vonden. De persstemmen liepen uiteen, maar velen gewaagden toch van een knappe roman, een gewaagd boek, een vormtechnisch meesterwerk. Normale druk.