Dit is de tot nu toe meest succesvolle roman van de 30-jarige Duitse, in Wenen levende schrijver en hoogleraar voor literatuur. Hij vertelt op humoristische wijze het met veel fictie verrijkte levensverhaal van twee Duitse wetenschappers, Alexander von Humboldt en Carl Friedrich Gauss, die zich meer voor de wetenschap dan voor hun medemensen interesseren. Het is tegelijk een roman over het ontstaan van de moderne wetenschap, over Duits klassicisme en de dialektiek van de verlichting. Een boek dus dat enige algemene kennis en ook enige specifieke kennis van de geschiedenis vereist om het verhaal te kunnen volgen en te pakken. Dan wordt ook de humor op de achtergrond waarneembaar en leest deze geestig gecomponeerde roman vlot en prettig weg. Een roman, die m.i. grote groepen lezers en literatuurliefhebbers bijzonder zal aanspreken en daarom ook zeer de moeite waard. Normale druk. Zie ook 'Het meten van de wereld'*.
*a.i. 2006-10-0-022.