Pruissen 1830. In een dorpje moet de gemeenschap vechten voor de vrijheid van haar geloof en men besluit naar Australië te emigreren. Een jonge vrouw, die haar geloof en de natuur beleeft als muziek en de bomen en planten hoort zingen, wordt intens verliefd op een ander meisje dat haar begrijpt en haar liefde beantwoordt. Samen met de andere mensen van het dorp beginnen ze aan de lange, zware reis per schip, die voor één van hen fataal wordt. Hun liefde overwint zelfs de dood. Het voortdurend aanwezige magisch spiritualisme in taal en beeld zal voor sommige lezers misschien te veel zijn, vooral na de vreemde draai die het verhaal halverwege krijgt, maar anderen zullen het als diepzinnig en poëtisch ervaren. De magie overheerst het historische gegeven van de immigratie: de ongelofelijke reis en het nieuwe leven in een ver land, maar dat aspect is door de succesvolle schrijfster wel grondig bestudeerd en goed weergegeven.