Geslaagde ontwikkelingsroman van de Duitse schrijver (1960), die het vooruitgangsoptimisme van de late jaren '60, begin jaren '70 van de BRD uitstekend weet te vangen. De roman begint met de mededeling van de 13-jarige Tobias, woonachtig in een buitenwijk van Keulen, dat zijn moeder in de zomer van 1969 zelfmoord heeft gepleegd. Vervolgens beschrijft hij in aangenaam leesbare wijze hoe het zover gekomen is. Hoofdthema is de discrepantie tussen technische vooruitgang (maanlanding) en conventionele moraal, daarnaast vrouwenemancipatie en seksuele revolutie. Tobias is 11 als zijn nogal kleinburgerlijke ouders nieuwe vooruitstrevende, communistische buren krijgen. De stellen en Tobias en de iets oudere dochter van de buren, Rosa, ontwikkelen een hechte vriendschap (inclusief seksuele initiatie van Tobias). De pointe van de rustig opgebouwde roman is verrassend. De auteur weet ondanks enkele clichés het tijdsbeeld met sprekende details vanuit het oogpunt van Tobias neer te zetten. Een feest der herkenning voor lezers die in hetzelfde tijdsgewricht zijn opgegroeid.