De journaliste Norah heeft haar vriend verlaten en is naar Wenen verhuisd. Zij moest weg uit Berlijn, omdat zij in een artikel een befaamde kunstenaar van vernedering van vrouwen als kunstobject betichtte. Op straat voorspelt een bedelares haar dat zij op 11 februari bij de Prater Arthur Grimm zal vermoorden. Maar wie is hij? Tot halverwege het boek volgen vage aanduidingen, gebeuren er vreemde dingen om haar heen, tot ze met Grimm zelf geconfronteerd wordt en hij met wat zij 'de catastrofe' noemt in verband gebracht werd. Valerie, een jeugdvriendin, die lang geleden op die datum zelfmoord pleegde, zou zijn slachtoffer geweest zijn. Norah krijgt anonieme sms'en die haar waarschuwen, ook hoort ze van een ex-vriendin van Grimm hoe gewelddadig hij is. Dan ligt een revolver bij haar, langzamerhand krijgt ze de neiging om er iets mee te doen. Enkele korte hoofdstukken vol overpeinzingen met titels als 'wraak', 'voorgevoel' of 'kunst en de dood' onderbreken de genummerde hoofdstukken. Het verhaal zit geweldig goed in elkaar.