In deze roman lopen twee verhaallijnen door elkaar. Er is een groep mensen aan het eind van de Tweede Wereldoorlog in de buurt van het gebombardeerde Kiel. Ze wonen op een afgelegen landgoed van een lid van de nazipartij. De oorlog gaat aan hen voorbij en de boerderij levert hun voldoende voedsel. Er komt een feest. Hoge partijbonzen komen in dure creaties en met juwelen behangen naar de zalen van het herenhuis. Het gaat er rijk en overvloedig aan toe. Een gezin treedt op de voorgrond, een moeder met drie dochters. De vader komt zo nu dan dankzij zijn connecties met allerlei zaken naar hen toe. De jongste dochter van het gezin is een meisje van 12 jaar dat dol is op lezen. Ze is vroegrijp en ziet hoe haar zussen zich vermaken met de mannen om hen heen. Ze wordt zelf verliefd op een jonge landarbeider. Op het feest wordt ze verkracht door haar zwager. Daarna krijgt ze tyfus en zweeft op de grens van leven en dood. Weer beter geworden, besluit ze non te worden. Het is een wrang verhaal. Een droef makend tijdsdocument, maar waard om gelezen te worden. Dit verhaal zal het wantrouwen in corrupte politici beslist niet verminderen en is daarom (blijvend) actueel. Rothmann wint met deze roman de prestigieuze Uwe Johnson Prijs 2018.