Titelgedicht: 'je stem reisde lang door de nacht en brak'; 'eerst was je er niet en nu ben je er wel': we dichten 'jou onze kenmerken toe'. Herbeleefd 'volksverhaal' in projecties op de relatie wolf/mens & vice versa, ook van de 'ik' op zichzelf en de geliefde; 'dat de wolf ook een mens is' (asielzoekers). Afdelingen: Tweespalt, Groeikrimp, Klampzucht, Vatkramp, Breekvlucht. Verfijnde humor, kritiek op bureaucratie. Licht hermetisch als in gelijkenissen. Rijm- , schreef- , hoofdletterloos. Gedachten, semantisch botsend of rijmend, heffen grenzen op tussen innerlijk & buitenwereld. Langzaam te lezen om de nawerking op het netvlies; enige hermeneutiek vereist: rijk aan sublieme, orakelachtige uitspraken:'informeer de wolf ook op recht op vertrek'; en: 'de innerlijke inuït stierf'. Sprekende titels, o.a. Homo homini lupus, De kraakbare samenleving, Nota nieuwkomers, Algoritmische waarheidsvinding, Op de meubelboulevard, Nivelleren is een feest. En: dat 'schoonheid schuilgaat in wat stuk is'. De kunst 'lichter te zijn dan de tijd' of 'geluk is een update'. Meij maakt 'gaten in de heg/wat kwijtraakt is vastgelegd'. Voor ons 'luidsprekerland' een aanwinst. Dit is zijn derde dichtbundel.