Het jongetje Tess woont in een wereld waar alles op zijn kop staat. Als jongen heeft hij een meisjesnaam, de ouders gedragen zich als kinderen en de kinderen als ouders. In de winter wordt ijs verkocht en in de bibliotheek is het de bedoeling om zoveel mogelijk kabaal te maken. Boten varen over de bergen en tussen die bergen zweeft een walvis. Olifanten gedragen zich als muizen en opa en oma gedragen zich als kleinkinderen. In het hele boek wordt de wereld op zijn kop gezet, en dat nodigt uit tot het zoeken naar situaties waarbij dat dan niet het geval is. Het verhaal is goed opgebouwd, maar heeft niet echt een spanningsboog. Elke spread is meer een verhaal op zich. De lezer kan lekker wegdromen in het verhaal. De kleurrijke illustraties met veel beweging geven onder meer door de vele details een extra dimensie aan het geheel. Er is weinig aandacht aan de gezichtsuitdrukkingen van de kinderen besteed. Aan het eind vraagt Tess om de wereld weer om te draaien. Hierover kan met de jonge lezer gefilosofeerd worden. Een aardig, maar niet echt bijzonder prentenboek. Vanaf ca. 5 jaar.