Het verhaal speelt zich af in de provinciehoofdstad H***. De bescheiden, integere, oudere componist Sierk Wolffensberger is een kunstenaar die het niet gehaald heeft. Het spiegelbeeld van de succesvolle, ostentatief naar buiten tredende Lou Wehry. Een dochter van deze bewierookte kunstenaar wordt van de dood gered door Wolffensberger. Met haar gaat hij - niet in de laatste plaats in zijn verbeelding - aan de haal. Een dochter. Een minnares. Hij ontvlucht zijn adellijke Luxemburgse vrouw (mooie Franse dialogen) en zijn lapzwans van een zoon. In de Lijdensweek (op Goede Vrijdag zal hij zijn compositie 'Duisternissen' in de kerk tot klinken brengen) ontfermt hij zich over het meisje. Beklemmend is hoe in deze mooie roman voorstelling botst op werkelijkheid; verlangen strijdt met invulling. Een kunstenaar in gevecht met zichzelf en zijn omgeving. Met vertragingen, in een voorname stijl, vol innerlijke overwegingen en met spiegelingen van levensmomenten, wordt dit verhaal van verlangen en noodlot afgewikkeld. Een intrigerende en grootse roman.