Semi-autobiografische sleutelroman van de veelbekroonde Nederlandse auteur (1941, Utrecht) en essayist. In de jaren zestig van de twintigste eeuw leidt de 28-jarige Hajé Gerritsen, student geschiedenis en schrijver, na publicatie van wat verhalen en een geslaagde roman een slempend bestaan. Hij zit vast in een schrijversblokkade en bereikt niet meer de zo gewilde goddelijke schrijfgenade (titel). Centraal staat de vriendschap met de nogal autistische 22-jarige Marcel (gebaseerd op de dichter-auteur Kees Ouwens, 1944-2004) die ook schrijver wil worden. Net als in het soortgelijke 'De deur' van Magda Szábo wisselt de rolverdeling van de zich aanvankelijk superieur wanende Hajé en de onderdanige Marcel als deze laatste met het materiaal van hun gesprekken (Hajé's roman over een eenzame, aan niets gebonden persoon en zijn bespiegelingen over het schrijverschap) aan de haal gaat en snel wel een succesvol boek schrijft. Mede door zijn gewonnen zelfvertrouwen en een nieuwe vriendin wordt Hajé door hen steeds meer uit beeld geduwd. Door critici geloofd, had door de herhalingen ook korter en pregnanter gekund.