Een relatief weinig bekend aspect van het werk van Rudolf Steiner is zijn filosofisch-natuurwetenschappelijk onderzoek. In dat verband heeft hij een belangrijke nieuwe visie ontwikkeld over het begrip 'aether' (in de academische traditie altijd gespeld met Æ). Vanaf Homerus en andere dichters ('de aether is de adem van de goden') tot en met Aristoteles en later was deze aether in de oude Griekse kosmologie ná aarde, water, lucht en vuur het vijfde element oftewel de quintessens. In de volgende twintig eeuwen is dit begrip in verschillende betekenissen blijven vóórkomen in de filosofie en wetenschap. Maar in 1887 leek door de experimenten van Michelson en Morley het einde van de aether in de wetenschap bezegeld te zijn. Zo niet bij Steiner dus, integendeel. In de antroposofie als nieuwe natuurwetenschappelijke filosofie speelt de aether een centrale rol en de Zwitserse arts Ernst Marti (1903-1985) is op afstand de bekendste en belangrijkste auteur over dit onderwerp. Deze vertaling van een van de geschriften van Marti geeft een goede inleiding, maar ze is alleen goed te vatten op basis van een gedegen vertrouwdheid met de denktrant van Steiner. De summiere redactionele 'omlijsting' levert daartoe hoegenaamd geen bijdrage.