Toon Tellegen (1941) heeft altijd de gewoonte om met zichzelf goed af te spreken wat de voorwaarden zijn waarbinnen hij zijn verhaal schrijft. De afspraken met zichzelf lijken bevorderlijk voor de creatie. Voor deze verhalenbundel moest, liefst als eerste woorden, maar in elk geval in de eerste zin 'mijn grootvader' voorkomen. Deze grootvader is een na de revolutie naar Nederland geëmigreerde Rus die prachtige, wonderbaarlijke verhalen kan vertellen, verhalen die van de aan zijn lippen hangende kleinzoon wel een schrijver moesten maken. Dat ze naar alle waarschijnlijkheid veelal door Tellegen aan zijn grootvader worden toegeschreven, is onbelangrijk en maakt de hommage aan de verbeelding die dit boek is, niet minder persoonsgebonden. De grootvader is Tellegens muze. De romantiek en het verlangen van de man, de directe fantasie, het beeldende vermogen, en natuurlijk niet in de laatste plaats het verre en fascinerende van een vroeger Rusland. Het laatste verhaal heet 'De steppe' en daarin komen de luisterende Tellegen en zijn grootvader samen in hun hunkering naar de steppe, een soort 'hiernamaals'. Een schitterende verhalenbundel, Tellegen op zijn best (maar wanneer is hij dat eigenlijk niet?). Ongewijzigde herdruk.