Kort voordat de Joodse Sara van Dam in 1942 wordt weggevoerd naar Westerbork, waarna ze zal worden gedeporteerd naar vernietigingskamp Sobibor, geeft ze een zwarte portemonnee – de ‘zwarte tasch’ – af aan mevrouw Vis-Hoogewij. In die portemonnee zitten onder andere brieven, foto’s, krantenknipsels, bonnetjes, kwitanties, een broche en gouden armbandje. Jarenlang wordt de portemonnee bewaard, in de hoop die te kunnen teruggeven aan de oorspronkelijke eigenaresse. En na zeventig jaar wachten, gebeurt het ondenkbare. Deze zwarte tasch is geen bedenksel van de auteur, want die heeft echt bestaan en vormde de inspiratiebron voor het schrijven van dit boek. Daarbij baseerde de auteur zich zo veel mogelijk op feiten, wat dit verhaal een geloofwaardig karakter verleent. Het is niet onaardig geschreven, deze ode aan een dappere vrouw, maar ook niet heel kwalitatief en er staan nogal wat kleine onjuist- en onregelmatigheden in en dat is een tikje storend. Met een verklarende woordenlijst, een stamboom en foto’s. Debuutroman van de auteur, waarin ze het verhaal van haar schoonmoeder heeft opgetekend, waarmee ze de herinnering aan de Joodse familie Van Dam in leven wil houden.