Paul Baekeland (schrijver, natuuractivist, 1936-2019) beschrijft in zijn postuum uitgegeven twaalfde boek de teloorgang van de natuur in zijn Belgische geboorte- en woonplaats Schorisse (nabij Oudenaarde-Genk) en de hypocrisie van natuurbeschermers. De verandering van de Vlaamse Ardennen van bosgebied naar heide en de omgang met een giftige afgedekte vuilnisbelt zijn de grote thema's. Via het wel en wee van een tiental bewoners van een gehuchtje vertelt hij zijn verhaal. Leo, voormalig kroegbaas en accordeonist (de speelman), sappelt in armoede zijn dagen door. 'Meneertje' Watou, een teruggetrokken intellectueel op leeftijd, is ongewild de kern van verzet tegen de bomenkap, en is onmiskenbaar Baekelands alter ego. Dit in zeer toegankelijk Zuid-Nederlands geschreven verhaal valt op door de elegantie en verfijndheid van de vertelling, het oprecht belijden van de liefde voor de natuur en een groot respect voor de personages. Tegelijk met dit boek is Baekelands eerste dichtbundel 'Er viel een dichter uit mijn boom' uitgegeven. Kleine letter.