Suriname, 1750: de vrouwen moeten het nieuwe meisje in leven houden. Net aangekomen, net gebrandmerkt. En werken, natuurlijk werken. Dat stopt niet, nooit. Ook niet de angst voor de opzichter of de directeur. Dédé probeert onzichtbaar te blijven en troost te vinden bij Quassi. Toch slaat het noodlot toe. En weer wordt ze verkocht. Nu naar een koffieplantage. Ze moet door. Voor haar zoon. Ze begint als veldslaaf, maar wordt kokkin. Dan raakt haar leven verstrengeld met dat van de nieuwe meester. Lianne Damen (1969), historica en redacteur, spint binnen het historische kader van de late 18e eeuw - met alle oorlogen, politieke strubbelingen, de Franse Revolutie - het verhaal van de twee families. Gebaseerd op een in 1980 gevonden brief van een vrijgelatene aan haar vroegere meester, met een smeekbede om hulp. De meeste personen en gebeurtenissen zijn historisch, de rest heeft Damen ingevuld. Zo knap, zo mooi, zo aangrijpend. Ze brengt die tijd echt tot leven. Witten, slaven en vrije gekleurden. De vooroordelen, de rechtvaardigingen, een enkele tegenstem. Ze laat zien hoe slavernij en geldbejag corrumperen. Actueel thema. In de tekst worden 18e eeuwse woorden/uitdrukkingen gebruikt, wat het verhaal authentieker, indringender, maar ook moeilijker maakt. Met verklarende woordenlijst.