In de proloog (circa 1,5 pagina) brengt een berg, eeuwen geleden, de bewoners in het dal alle welvaart. Zijn visrijke beken irrigeren het dal en zorgen voor voldoende voedsel. Doch, een aanhoudende droogte brengt dood en ellende. De plaatselijke priester legt de schuld bij de dorpelingen en hun gebrek aan dankbaarheid tegenover de goden. De priester wordt door de bevolking gelyncht, niettegenstaande de poging van de jongeman Admar diens leven te redden. Ontgoocheld vertrekt Admar ver weg van de berg. Hij en zijn familie overleven miraculeus het avontuur. Vanaf hoofdstuk één is de jonge twintiger Isma de hoofdfiguur in het heden. Gekweld door angstdromen heeft hij maar één wens: de top beklimmen van de 'Slapende Berg' om deze te 'exorciseren', want het gerucht gaat dat de berg gevaarlijk en behekst is. Hij moet zichzelf, zijn angsten en zijn eenzaamheid overwinnen. Vrienden verlaten het dorp, iedereen mijdt hem, maar hij zal de tocht naar de Slapende Berg ondernemen. Niet zonder gevaar of tegenslagen. Finaal wordt het vooral een tocht naar zichzelf, het durven verleggen van zijn grenzen en verlaten van zijn comfortzone. Een sterke, poëtische en spirituele debuutroman van de auteur (1993), die een mengeling biedt van spiritualiteit, filosofie en fantasy.