Mattias en Anna zijn wees en wonen bij een boer. Elke dag is het hard werken en weinig eten. Anna geeft bijna de moed op, maar in de winter mogen ze naar school. Als het zover is, achtervolgt ook daar de armoede hen. Anna beseft dat school niets goedmaakt en ze wil niet meer leven. Dan vliegt er plots een rode vogel door het bos die voor hen uitvliegt. Anna en Mattias volgen en vinden de verscholen deur naar de Zonneweide waar kinderen mogen spelen en genoeg te eten krijgen. Dit sprookje doet denken aan 'Het meisje met de zwavelstokjes' en 'De weg naar Shangrila'. Intens voel je mee met Anna die niet meer wil en met de wanhoop van Mattias. Anna is ouwelijk geworden, maar mag in de Zonneweide weer kind zijn. De armoede is het sterkst verwoord in de koude aardappelen die de kinderen iedere dag te eten krijgen. De rode vogel is een wegwijzer, een houvast. Het schitterende kleurgebruik in de illustraties, van grauw naar lentegroen, beeldt de lading van alle emoties uit die dit verhaal oproepen. Een bijzondere prentvertelling voor kinderen vanaf ca. 6 jaar.