Dit zoveelste overzicht van de Nederlandstalige poëzie, nu ook weer vanaf de Tachtigers, behelst de voorkeur van Ilja Leonard Pfeijffer (1968). Hij koos vooral gedichten die avontuurlijk of raar zijn en 'de taal omwoelen' en legt in de inleiding uit dat 'verstilde observaties ten onrechte voor poëtisch doorgaan', iets wat door heel wat verzen met zulk DNA met gemak weersproken kan worden. Het boek is dus eerder een staalkaart van bepaalde poëzie-aders door diverse periodes heen dan een presentatie van de grootste gemene deler van de smaak, mocht zoiets al bestaan. Anders gezegd: het hoe is belangrijker dan het wat. De samensteller nam ook liedteksten op, bv. van Lennaert Nijgh, alsmede 'objectief slechte gedichten die zo bekend zijn dat ze tot ons collectieve poëtische geheugen zijn gaan behoren'. In principe verdient elke ambitieuze bloemlezing als onderhavige een bestelling. Als er echter om budgettaire redenen gekozen moet worden, dan gooit het gelijksoortige, ook net verschenen boek 'Dichters uit de bundel' (2016)* samengesteld door Chrétien Breukers en Dieuwertje Mertens hogere ogen. *2014-11-3043 (2016/47).