Guy van Hoof (1943) is een Vlaamse dichter, literair criticus/essayist en bloemlezer. Hij is vooral bekend in Vlaanderen. Zijn werk (omstreeks vijftien dichtbundels en een tiental essaybundels) verscheen voornamelijk bij Belgische uitgevers. In deze bundel tracht Van Hoof op poëtische wijze jazz onder woorden te brengen. Jazz and Poetry: het is een bekend concept. Sinds de opkomst van de jazz zijn talloze dichters op zoek geweest naar de verwantschap (in klank, ritme en sfeer) tussen beide. In het openingsgedicht 'Jazz' verwoordt de dichter het zo: 'Jazz is geen chaos / maar precies de vrijheid / om ermee om te gaan / de discipline / om niet te ontsporen'. Vervang Jazz door Poëzie en je hebt een mooie definitie van (naoorlogse) poëzie. Naast een ode aan de jazz wordt in deze bundel de broeierige (sub)cultuur geschetst. Met de jazzclub als decor, optrekkende sigarettenrook, asbakken en drank. Soms smooth en soms met swing, alles zit er in. Van Hoof is onmiskenbaar fan en liefhebber, die het niet kan nalaten zijn lezers deelgenoot te maken van zijn/het rijke jazzverleden.