Na zijn geboorte in 1989 wordt de moeder van Danny Black bij een aanslag door de IRA gedood en zijn vader zwaar gewond. Drieëntwintig jaar later is Danny lid van de SAS, de Britse special forces, en voert hij een opdracht uit in Libië, waar rebellen Brits personeel van de Verenigde Naties ontvoerd hebben en sommigen gedood. Bij terugkeer krijgt hij opdracht om naar Syrië te gaan om er contact te leggen met twee broers met als doel de Britse belangen na het Assad-tijdperk veilig te stellen. Een levensgevaarlijke opdracht, want de contactpersoon in Syrië blijkt niet te vertrouwen en aan de burgeroorlog komt maar geen einde. De schrijver mag dan zelf tot de special forces hebben behoord, maar dat maakt zijn verhaal in dit geval niet geloofwaardiger: de superheld die al dodend op zijn doel afgaat, die vaak 'fonteinen van bloed' laat spuiten en hersenen laat rondvliegen, geen enkele scrupule of trauma overhoudt aan zijn moordenaarsbaan: het is net zo onwaarschijnlijk als een doktersromannetje (al mist men daarbij, gelukkig, het geweld van dit boek). Maar er schijnen liefhebbers te zijn. Vrij kleine druk.