In de vloed van boeken over het Nederlandse slavernijverleden past deze geschiedenis van de Surinaamse familie Doorson. De schrijfster (1949) belicht deze vooral vanuit het oogpunt van de moeders. Het betreft een Creoolse familie van slaven in Nieuw-Nickerie in West-Suriname vanaf het begin van de 19e eeuw. Na de vrijmaking van 1873 leven de Doorsons als vissers, markt- en visvrouwen. Vanaf ca. 1920 gaat het opwaarts met onderwijzers, boekhouders en verpleegkundigen in Suriname en in Nederland. Het boek bevat veel informatie, die echter is gegoten in een wat onheldere structuur. Zo komen de aanverwante families Wijks, Vriesde en Dessé ook uitgebreid aan de orde evenals de rol van missie en zending in Suriname. Aanvullende gegevens vindt men in de bijlagen met o.a. stambomen. De uitgave is voorzien van kaarten en een katern met kleurenfoto's. Een woordenlijst, noten, literatuur en een verantwoording sluiten het geheel af.