De dagschotelaars zijn een groepje mannen die regelmatig in de 'Wiener Öffentliche Küche' (gaarkeuken) hun middageten eten. De roman gaat maar voor een klein gedeelte over deze mannen, maar hoofdzakelijk over ene Koller die een boek over de fysionomie van de dagschotelaars wil schrijven. Deze Koller is door het leven gebuiteld, een buitenbeentje, in zichzelf gekeerd en een eenzaat. Het verhaal wordt verteld door een verder niet bij naam genoemde verteller die Koller's denkprocessen beschrijft, hoe hij alle wederwaardigheden weet te benoemen als zijn voordeel en terugblikkend alles logisch elkaar opvolgt. Dit boek van de in Heerlen geboren Oostenrijker T. Bernhard (1931-1989) verscheen oorspronkelijk in 1980 en is nu uitgegeven in een Nederlandse vertaling van R. van Hengel. Zowel de inhoud alsook de schrijfstijl vragen zeer veel van de lezer. Het vergt zeker enige leesvaardigheid om de ingewikkelde zinnen en vele herhalingen en verwijzingen te kunnen plaatsen. Desondanks een onderhoudende en tot nadenken over denkers, ziekte en mislukkingen inspirerende roman en buitengewoon aan te bevelen.