Paul Valéry (1871-1945) is een Frans dichter en prozaschrijver. Hij was o.a lid van de Académie Française. In Nederland is hij vooral bekend als dichter. Toch heeft hij veel ander werk geschreven: essays, aforismen en beschouwingen. Hij staat bekend als een conservatief en sceptisch intellectueel. Na zijn dood is hij wat in de vergetelheid geraakt, maar de laatste jaren is er weer belangstelling voor hem en zijn verschillende werken van hem in het Nederlands vertaald. In de voorliggende bundel zijn drie cultuurfilosofische essays opgenomen. In het eerste (De crisis van de geest, uit 1919) en het laatste (De vrijheid van de geest, uit 1939) spreekt hij zijn zorg uit over het voortbestaan van onze Europese cultuur. Als de Europese mens geen voorrang geeft aan geestelijke vrijheid (onafhankelijk denken, creativiteit), maar vervalt in nationalisme en materiële waarden, dan is Europa (en daarmee de beschaving) verloren. Het tweede essay (uit 1937) gaat over ons lot en de letteren. Valéry schrijft in een stijl waaraan de lezer even moet wennen: wijdlopig en beeldend met veel lange zinnen.