Een man en een vrouw wonen in hun huisje aan de bosrand. Ze zijn arm en moeten hard werken, maar toch zijn ze altijd opgewekt en vrolijk. Elk jaar in de herfst verzamelt de man eikels in het bos. In de winter pelt hij ze en zijn vrouw maalt ze tussen zware molenstenen tot meel en bakt er heerlijke eikelkoeken van.
Op een dag in het voorjaar is de eikelvooraad op. Maar er blijft één eikeltje in de kelder liggen, dat zo mooi glanst, dat de man en de vrouw het een veilig plekje in de kelder geven. Het eikeltje gaat kiemen en het eikenboompje groeit en groeit. De man en de vrouw verzorgen het boompje trouw en als de eikenboom ten slotte door het dak van hun huisje is gegroeid en voor het eerst vruchten draagt, worden ze beloond voor hun goede zorgen.