Een aangrijpende roman over inheemse tradities in Noord-Amerika en de westerse drang deze uit te wissen. Maine, 1960. Op een hete nazomermiddag verdwijnt Ruthie, het zusje van Joe, spoorloos van de rand van de bessenvelden, terwijl hun familie er aan het werk is als fruitplukker. Joe is de laatste die Ruthie zag en wordt zijn leven lang achtervolgd door schuldgevoel en verdriet. Niet ver daar vandaan groeit Norma op, een nieuwsgierig meisje dat barst van de vragen, die haar ouders wegwuiven. Waarom is haar huid donkerder dan die van hen en waar komen haar levendige dromen vandaan, over kampvuren en warme arm? Ze voelt dat er iets niet klopt, maar het duurt jaren voordat ze de waarheid ontdekt. Beeldend en warm geschreven. Geschikt voor een brede tot literaire lezersgroep.
Amanda Peters (1977) studeerde Fine Arts aan het Institute of American Indian Arts in New Mexico. Ze stamt af van het inheemse volk de Mi’kmaq. Met ‘De bessenplukkers’, haar debuutroman, won ze meerdere literaire prijzen, en de vertaalrechten ervan werden aan vijftien landen verkocht.