Ineko wordt door haar verloofde Kuno en haar moeder naar een psychiatrische instelling gebracht. Ze ziet soms dingen niet; met name Kuno wordt soms voor haar volledig onzichtbaar. De roman bestaat uit het lange gesprek dat zich tussen Kuno en Ineko's moeder ontspint, als ze bij de instelling vandaan wandelen, en de herinneringen, die daarbij opkomen. Kuno wilde haar eigenlijk niet laten opnemen, hij wil haar zelf genezen. Ineko's moeder is bang dat haar dochter verder zal verslechteren zonder professioneel ingrijpen. De twee zijn openhartig en soms scherp tegen elkaar. Ze zijn allebei contemplatief en analytisch, staan stil bij woordgebruik, indrukken, observaties. Zo ontstaat een gelaagd portret van moeder, dochter en verloofde, én van de op dramatische wijze overleden vader van Ineko. De beelden die Kawabata oproept zijn zwaar van symboliek en hij laat veel over aan de interpretatie van de lezer. Dit is de laatste roman van de grote Japanse schrijver (1899-1972). In deze Modern Classics-editie van Penguin is ook zijn Nobeltoespraak uit 1968 opgenomen. De vertaling is uit 2017.