Onder een schuilnaam beschrijft een jonge vrouw (1995) in dagboekvorm haar strijd tegen depressie. Haar vader pleegde suïcide; hij leed ook aan depressie. Toen werd het voor de schrijfster nog erger met een verhuizing erbij. Depressie met verliesverwerking mondde uit in een conflict om geen einde aan haar leven te maken. Het is een eindeloze strijd om 'het hoofd boven water te houden'. Dit is een tragisch verhaal. Werken en studeren lukt niet, tenzij in een beschermde omgeving. Zij schrijft over haar autistische trekken die opspelen. Zij heeft weerstand tegen de veranderende maatschappij en zoekt wat zij wel en niet kan. Haar psycholoog en haar psychiater doen hun best. Medicijnen helpen matig. Belangrijk is het goede contact met haar moeder. Zij voert een eenzame strijd waar geen einde aan komt en heeft grote behoefte aan bevestiging en ondersteuning. Het boek vraagt om begrip en inzicht in het lijden. Met de vraag: hoe kan iemand met zo'n lijdensdruk overleven? Geschreven in de ik-vorm over een periode van twee jaar.