De hoofdpersoon, de onsmakelijke luie dikzak Ignatius J. Reilly, verschanst zich al zes jaar op zijn kamer bij moeder thuis om daar een pessimistische cultuurgeschiedenis te schrijven. De ellende begint als Ignatius, om een schade veroorzaakt door zijn halfzatte moeder te vergoeden, de grote wereld ingeschopt wordt om een baantje te zoeken. Een hecht geconstrueerde, binnen zijn eigen absurde raam volkomen geloofwaardige, klassieke klucht. Een van de charmes van het boek is het overweldigende aantal uitgewerkte, prachtig absurde bijfiguren. Tegelijkertijd ook een wat triest boek, vooral door de geschiedenis erachter: Toole (1937-1969) pleegde zelfmoord toen hij zijn debuut niet kwijt kon. Dankzij zijn moeder werd het in 1980 alsnog gepubliceerd en tot een postume Amerikaanse successtory: een bestseller en in 1981 de Pulitzerprijs. Het boek werd verfilmd. Pocketeditie, kleine druk, ruime marge.