De kermis. Iedereen kent die toch? Dat instituut, vluchtplaats voor velen? Met zijn freaks, krachtpatsers en al het andere kermisvolk? Die wereld op zich? Onafhankelijk, parallel aan de maatschappij? Zolang verbonden met de mensheid? Trekkend van stad tot stad? Verdwenen. Gewoon voorbij. Of toch niet? De chef mijmert. Haalt herinneringen op. Tovert ons de kermisgasten voor ogen. Die een seizoen meetrekken, of al generaties zo leven. Het harde leven, jullie het geld uit de zak kloppend, jullie vermakend. Met eigen tragedies en hoogtepunten. Altijd omgeven door de rauwe werkelijkheid van het kermisterrein en het kermisritme. Winkler (1986), een fascinerend nieuw Duits talent, houdt ons een spiegel voor met dit boek dat overal en nergens speelt, in heden en verleden. Of toch de toekomst? Dat het kermisleven beschrijft. Of toch onze ziel? Dat een universele herinnering ophaalt. Of is het een allegorie? Voor onze levensweg? Of alleen maar een intrigerende fantasiewereld? In prachtig poëtisch eigentijds Duits met soms eigen woorden komen met een paar pennenstreken zijn karakters tot leven. Een absoluut origineel boek dat direct pakt. Te lezen als verhaal, tijdsbeeld, allegorie, filosofische uitdaging. Leeslijstboek. Vlot, maar ook met spreektaal, eigen woorden.