In deze novelle lopen meerdere verhaallijnen door elkaar. De hoofdpersoon is de Joods-Libanese grootvader van de schrijver, die zich heeft opgewerkt tot succesvolle zakenman in Guatemala. Begin 1967 wordt hij door de guerrilla gegijzeld voor losgeld. De leider van de gijzelnemers werd Canción genoemd, wat lied betekent, maar in dit geval een alliteratie van "carnicero" (slager) was. Erdoorheen lopen de herinneringen van de schrijver aan zijn opa, de ontstaansgeschiedenis van de guerrilla in Guatemala en het bezoek van Halfon aan een schrijverscongres in Japan, gewijd aan de Libanese literatuur. Halfon (1951) groeide op in Guatemala en de VS, maar schrijft in het Spaans. Zijn schrijfstijl is heel precies; met weinig woorden schetst hij een situatie of een sfeer alsof je er middenin zit. Dit is zijn vijftiende boek, die alle te maken hebben met zijn eigen familiegeschiedenis, als kind van de Joodse diaspora.