Als Jem met zijn zusje Verity en zijn moeder van de stad naar het platteland verhuist, kan hij niet aarden. Hij wordt droeviger en droeviger, maar deelt dit met niemand. In plaats daarvan wordt hij chagrijnig, en reageert hij zich af op zijn zusje en zijn moeder. Al helemaal wanneer er vreemde dingen gebeuren, zoals kastanjebolsters in schoenen, een kaasrasp in de wasmachine of een bol wol die door het hele huis verspreid is geraakt. Verity zegt dat het een Nouka is die ondeugend doet, maar Jem gelooft niet in de Nouka. Als hij op een dag op de heuvel vlak bij hun huis is, hoort hij een geluidje, en raakt aan het twijfelen. Als hij op onderzoek uit gaat, ontdekt hij een klein, pluizig zwart wezentje. Het is een Nouka. Hij realiseert zich dat de Nouka zich ook alleen voelt. Samen met zijn moeder en Verity bouwt hij een groot kampvuur op de heuvel, om de Nouka te laten merken dat hij niet alleen is. De jaren daarop sluiten steeds meer dorpsbewoners aan, en wordt het een lokale feestdag. Jem voelt zich helemaal thuis op het platteland. Vanaf c.a. 8 jaar.